2012 Robert Geerts, Jan Heitink, Reinoud Scheres
Dit artikel gaat over simpele maar effectieve richtsnoeren die de inrichters van onze ruimtelijke leefomgeving nodig hebben om al tijdens het ontwerpproces te kunnen inschatten waar risicobeperking is te behalen. De richtsnoeren maken kwalitatief inzichtelijk welke uitwerking een bepaalde keuze in het ruimtelijk ontwerpproces zal hebben op het uiteindelijke groepsrisico. Wij beargumenteren dat, voor de verplichte verantwoording van het groepsrisico, ontwerprichtsnoeren noodzakelijk zijn, wil men bereiken dat die verantwoording inhoudelijk wat voorstelt en navolgbaar is.
De hier beschreven ontwerprichtsnoeren lenen zich er goed voor om op te nemen in een bestuurlijk vast gesteld kader voor de groepsrisicoverantwoording. Daarmee wordt bestuurlijk invulling gegeven aan de inhoudelijke noodzaak om inzichtelijk te maken hoe het groepsrisico als beïnvloedbare ontwerpvariabele in het ontwerpproces is meegewogen. Zonder bestuurlijk kader
heeft de groepsrisicoverantwoording geen inhoudelijk fundament.
De groepsrisicoverantwoording is namelijk het resultaat van een bestuurlijke afweging. Het blijkt in de praktijk dat de richtsnoeren die wij hier geven de door colleges van B&W gewenste bestuurlijke armslag voor de realisatie van projecten geenszins hoeven te beperken. Onze argumentatie over de zin van het gebruik en de expliciete opname in een bestuurlijk beleidskader berust op een paar opvattingen en feitelijkheden over de aard van de groepsrisicoverantwoordingsplicht, die door de praktijk zijn gevormd. Het artikel sluiten wij af met een aantal discussiepunten.