Uitleg EV

Risicobenadering
De externe veiligheid berust op de risicobenadering. Wat is dat? Kortweg komt het er op neer dat men de kansen weegt op een ongewenste gebeurtenis met het doel of men de kansen aanvaardbaar acht. De risicobenadering bevindt zich tussen twee tegenpolen in het denken over of de houding tegenover risico’s. 

Externe veiligheid betreft de ruimtelijke ordening van risicobronnen (gevaarlijke stoffen bij transport en inrichtingen). De risicobronnen betreffen de risico’s van een acute uitwerking op de gezondheid als de gevaarlijke stof vrijkomt door een ongeval. Gezondheidseffecten die zich pas na lange tijd manifesteren bij een eenmalige blootstelling aan een gevaarlijke stof (of wel lange termijn gezondheidseffecten) vallen niet onder de externe veiligheid. Het beleid dus over kankerverwekkende stoffen is geen onderdeel van het externe veiligheid-beleid. Idem voor fijn stof en NOx emissies.

De risicobenadering is uitgewerkt voor twee typen van risico’s. (1) Het risico van overlijden waaraan de burger als individu blootstaat en (2) het risico van een ramp (het overlijden van veel burgers in één keer). Hierbij wordt ramp opgevat als het overlijden van een grote groep personen op een bepaalde plek in de omgeving waar het effect optreedt door de stof die vrijkomt (grote groep is gedefinieerd in de wet als meer dan 10 personen). Voor elk type risico is een specifiek begrip gedefinieerd. Het beleid voor beide typen risico’s is verschillend. In de AMvB’s  van de externe veiligheid is dit terug te zien.

Twee centrale risicobegrippen om het aanvaardbare risico vast te stellen; twee verschillende beleidsdoelen
Er zijn tal van risicogrootheden te definiëren. Elke grootheid heeft een eigen zinvol toepas­singsgebied. De vergelijking onderling van risicoactiviteiten vindt veel plaats, volgens de een of andere grootheid. Onvergelijkbare aspecten van het risico blijven daarbij buiten beeld. De risico­grootheid unificeert de activitei­ten namelijk volgens één aspect. De eerste risico­ana­lyses druk­ten de risico’s voor de omge­ving uit in twee risicogroot­heden. De eerste groot­heid wordt het plaats­gebon­den risico (PR) genoemd [1]). De tweede grootheid het groeps­risico (GR). Ze drukken ver­schil­­lende risico’s uit. Ze dienen dan ook verschillende beleidsdoelen. (1) Het beleidsdoel om de burger als individu een basisbeschermings­niveau te bie­den en (2) het beleidsdoel de samenleving niet bloot te stellen aan een kans op een ramp die onevenredig is vergeleken met de lokale of algehele maatschappelijke belangen.

Het PR -dat uitsluitend is bedoeld om het eerste beleidsdoel te concretiseren- geeft aan wat de theoretisch maxi­male indi­vi­duele overlijdens­kans is waar­aan een burger bloot­staat [2]). Die varieert uiteraard met de afstand van de risico­bron. Deze grootheid is dus een maat voor de overlijdenskans als functie van de afstand in de omgeving. Het aantrekkelijke van deze maat is dat hij op een topografische kaart is weer te geven. Door punten met een gelijke waarde van de overlijdenskans te verbinden, ontstaan contouren rond de risico­bron. Bij transport ontstaan lijnen die evenwijdig meelopen met de transportroute. Het plaatsgebonden risico is in wezen een eigenschap van de risicoactiviteit. De intrinsieke veiligheid –zijnde de getroffen maatregelen die uit hoofde van de stand der techniek gangbaar, redelijk en economisch uitvoerbaar worden geacht- leidt tot een bepaald (rest)risico voor de omgeving. Deze intrinsieke veiligheid van de risicobron wordt door het PR ruimtelijk tot uitdrukking gebracht. De keuze van een bepaalde waarde van het PR als norm houdt in dat daarmee dat afstand vastligt tussen bron en gebouwen in de omgeving. Het plaats­gebonden risico is goed bruikbaar via het ruimtelijke be­leid voor de persoonlijke bescher­ming van het individu.

Het op een relatief beperkte risi­co­af­stand houden van omge­vings­­objec­ten, kan dan wel zorgen voor een vol­doende kleine overlijdens­kans van de indivi­duele burger door een zwaar ongeval bij de risicobron; het houdt niet als van­zelf in dat er ook weinig slacht­offers zullen vallen als het mis mocht gaan. De risico­grootheid PR zegt daar niets over.
De tweede risicogrootheid het groepsrisico (GR) doet dit wel. Hiermee wordt zichtbaar gemaakt wat de omvang van een ramp kan zijn en wat de kans daarop is. Kleine ongevallen leiden tot weinig slachtoffers, gegeven een risicoafstand van waaraf mag worden gebouwd. Grotere ongevallen leiden tot meer slachtoffers. De meest catastrofale ongevallen leiden tot het grootste aantal slachtoffers. Kleine ongevallen zijn minder onwaarschijnlijk dan zware ongevallen.  De karakteristieke vorm van het GR van een activiteit is in de volgende figuur gegeven.



Deze risicobenadering vindt zijn neerslag in het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen), het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen) en het Bevt (Besluit externe veiligheid transportroutes).

 
[1] Voorheen werd hier de term individueel risico (IR) voor gebruikt. Omdat dit verwarring opriep met het begrip individuele overlijdenskans (een ander begrip) is de naamgeving gewijzigd.
[2] Het is een theoretisch maximale overlijdenskans omdat de berekening de mobiliteit van de burger en de bescherming die objecten bieden niet in beschouwing neemt. De werkelijk aanwezige overlijdenskans is veel tot zeer veel kleiner.

Piet Heinstraat 12

7511 JE Enschede

053 2097 200

info@aviv.nl

www.aviv.nl